In de afgelopen jaren is in de UL40-S2 versterker het een en ander veranderd. De eenvoudige EL34 eindbuizen zijn vervangen door de krachtiger 6550-versies. Toen moesten de schermroosterweerstanden R23 en R24 gewijzigd worden in 1 kOhm 2 W, om oscillatie te dempen.
Daarna is de super-triode (ST) schakeling geïntroduceerd om optimaal triodegedrag bij vol vermogen te verkrijgen. Onlangs is de auto-bias unit toegevoegd die zorgt voor een optimale instelling van de ruststromen door de eindbuizen. Onlangs besloot ik om de gehele versterker, met al deze modificaties, nog eens grondig door te meten, want het zou best kunnen dat de modificaties elkaar onderling beïnvloeden. Met nadruk heb ik gekeken naar de aansturing van de eindbuizen en het bleek dat deze aan de grens van zijn bereik was gekomen, de geleverde wisselspanning was maar net voldoende. De oorzaak daarvan is logisch, de 6550 eindbuis vraagt meer stuurspanning dan de EL34 en de ST-mode vereist nog een keer extra een grotere stuurspanning. In de oude instelling van B1 (de fasedraaier en voorversterker) was alles goed ingesteld voor de EL34, maar was de spanningsmarge nu nog wel voldoende? Dit bleek niet helemaal meer te kloppen. Daarom moeten nu R6 en R7 (de kathode weerstanden van B1) gewijzigd worden van 680 Ohm naar 1k2. Dan kan de stuurschakeling rondom B1 ruim voldoende stuurspanning leveren om aan de nieuwe voorwaarden te voldoen. Zie voor meer informatie het schema.
klik voor een vergroting op het schema.
De anodespanningen van B1 liggen dan weer keurig rondom 125 V als men de ECC88 of 6922 stuurbuis toepast. Bij de 6N1P komt de anodespanning op ongeveer 185 V te liggen, want die buis heeft een iets andere karakteristiek. Wat is het hoorbare effect van deze kleine aanpassing? De versterker klinkt duidelijk dynamischer, er is waarneembaar minder begrenzing in de stuurtrap.